Caroline las een bericht in de krant: “In 2012 zijn er 4188 meldingen binnengekomen over mensen die overleden door euthanasie of hulp bij zelfdoding. Dat is 13 procent meer dan in 2011, bleek maandag uit het jaarverslag van de vijf regionale toetsingscommissies euthanasie. Het aantal euthanasiemeldingen zit al een aantal jaren in de lift.”
Ze bedacht hierop een grimmig sprookje over een oude dame die de euvele moed had gehad altijd voor zichzelf te zorgen. Iets waar de overheid het niet zo op heeft.
De luier en de dood
Door Caroline
[cleeng_content id=”906965105″ description=”Gaat u nu maar dood” price=”0.99″ t=”article”]In een land hier niet zo ver vandaan, woonde een oude dame. Die dame was natuurlijk niet altijd oud geweest en eerder toen ze nog jong en sterk was, had ze een jonge sterke man gehad die haar een nest vol jonge sterke kinderen schonk. Ze leefden lang en gelukkig met elkaar, en de kinderen -eenmaal groot- vlogen uit naar alle windstreken om voor de staat belastinggeld te gaan verdienen. Goede, fijne, goed opgevoede kinderen, dat waren het, sieraden voor iedere staat.
Ach, ach, wat was de vrouw toch gelukkig geweest met haar man en kinderen, en net voor hij zijn laatste adem uitblies had hij haar nog net kunnen zeggen, dat het leven samen goed geweest was. Warme herinneringen, verre herinneringen.
Want inmiddels kwamen met de ouderdom ook de gebreken, en het deel van het loon dat haar man en zij iedere maand vol vertrouwen en ter bewaring mee hadden gegeven aan de tollenaar om te bewaren voor hun oude dag, bleek op die oude dag goeddeels verdwenen te zijn door beheerskosten, regelrechte diefstal en niet te vergeten, de meest stiekeme van alle belastingen, de inflatie. Ook het geld dat zij maandelijks bij hadden gedragen in de pot voor algemene zorg bleek op te zijn. Dat had iets met de algemene middelen te maken, en hoe dat zat wist de oude vrouw niet precies, maar dat wel betalen, niet krijgen het resultaat was, dat kon haar echt niet meer ontgaan. Naar het scheen zouden er hospitaalvliegtuigen voor besteld zijn, maar wat schoot zij daar nou mee op? Niets, dat bleek.
Op een goede dag werd er aangebeld bij de oude vrouw. Een mooie bel had ze en een mooi huis, helemaal van haar en afbetaald, en met ruimte in overvloed want ze had hier voordat ze er met haar herinneringen in woonde, met haar geliefde gezin gewoond.
Er stond een vriendelijk ogende maar wat strenge vrouw op de stoep die meldde dat ze namens de gemeente eens kwam informeren hoe de zaken stonden bij de oude dame, en of er nog zorg of anderszins staatsoptreden nodig was. “Nou, liet de vrouw zich ontvallen, het lopen gaat wat minder vlot dan vroeger, en verder heb ik wat van de gebreken waarmee de ouderdom nu eenmaal komt maar verder heb ik geen klachten en red me prima. Wel vind ik het jammer dat al het geld dat we gespaard hadden verdwenen was uit de pensioenpotten toen we er om kwamen.”
De strenge vrouw van de gemeente noteerde de antwoorden van de oude dame, en zette een stevig kruis in het hokje ‘subversief’, want subversief dat was de oude dame zeker. “Wat een mooie trap heeft u hier trouwens”, merkte de vrouw van de gemeente op, “is dat niet bezwaarlijk op uw oude dag, en waar gaat die allemaal wel niet heen?”
“Helemaal niet, die trap, die houdt me juist gezond en lenig, en ik loop graag hierboven naar de oude kinderkamers, door mijn herinneringen als het ware, en aangezien de kinderen als het belasting betalen hen tijd laat, hier nog graag komen, is het fijn dat ze altijd nog een bed hebben hier.”
De vrouw van de gemeente zetten fanatiek kruisjes in de vakken asociale hoeveelheid kamers, trappen, de lijn trekkende kinderen en over het algemeen asociaal en zorg mijdend gedrag op haar formulier.
Na een korte groet vertrok de vrouw weer, en ze leek de oude dame opeens veel minder vriendelijk dan eerst, maar ach, wat kon haar gebeuren, niet?
Nou, dat bleek de volgende dag. Het huis van de oude dame werd per direct gevorderd ten behoeve van de huisvesting van een aantal uit Roemenië afkomstige Nederlanders. Voor de oude dame werd in de woonkamer een bed opgemaakt, en opeens was de wereld een andere dan die ze altijd gekend en bemind had. Dat de nu boven haar wonende Nederlanders een voor haar niet verstaanbaar dialect spraken, werkte aan de gezelligheid niet mee, om over de herrie en de rotzooi die ze maakten nog maar te zwijgen.
De oude dame werd er al snel ziek van en omdat van haar kinderen door de gemeentevrouw was vastgesteld dat zij nog tijd over hadden om belasting te betalen want anders maar bij hun moeder zaten te zitten en dus als werkschuwe elementen dienden te worden beschouwd, hadden die ook geen tijd meer om langs te komen.
Het duurde dan ook niet lang of de vrouw van de gemeente stond weer op de stoep en noteerde de inmiddels ontredderde en verzwakte toestand van het huis en de dame op haar formulier. Toen de volgende dag de chauffeur van het busje van de sociale hulpverlening de oude dame met zachte drang inlaadde en naar het verzorgingshuis bracht, was zij al zo uitgeput, dat ze zich zonder verzet liet afvoeren.
De oude dame kreeg een eigen kamer met een slechts van buiten te bedienen slot, en als ze naar het toilet wilde of wilde douchen, dan was er in haar kamer een knop om de verpleegster mee te bellen.
Binnen twee weken van intensieve zorg had de oude dame doorligplekken en was ze vermagerd en vervuild. Want dagelijks toiletbezoek en dagelijkse bewassing, daar voorzag het voor haar beschikbare zorgbudget niet in. En dat daar goed over was nagedacht dat bleek wel uit de Ferrari van de Zorgmanager die ze bijna dagelijks even voor haar tehuis geparkeerd zag staan, want als die het niet het beste wist, dan zou hij toch nooit genoeg verdienen om in zo een auto te rijden? Het zou dus allemaal wel kloppen, toch……
De oude dame deed nog een poging om in haar situatie iets van verbetering te brengen, zelfs een luier zou al soelaas brengen, hoe vernederend het ook was die te moeten gaan dragen, maat zonder zelfstandig te bereiken toilet moest een mens toch wat.
“Nee’, voor een luier hebben we voor u geen budget” zo vertelde de assistent Manager Zorg, ‘het is jammer maar de tijd dat de bomen hier tot in de hemel groeiden, die is voorbij. Ik wil u hier niet direct de schuld van geven, maar dat is meer omdat ik wel weet dat u dat ook wel weet, dat het allemaal eigenlijk uw eigen schuld is, dan dat het uw schuld niet is. Ik bedoel, om u er niet alleen in te laten zitten maar het u ook nog eens onder de neus te wrijven, dat gaat mij als sociaal zorgverlener natuurlijk wat te ver.”
“Wat kan er dan nog wel, op welke zorg heb ik dan na al die jaren betalen dan wel recht?”
De assistent bladerde in zijn dossier, en zei: “ik zie dat u nog recht heeft op een Pil van Drion, lijkt u dat misschien wat?”
“Tja, zullen we dat dan maar doen?”
[/cleeng_content]