Over Joost Niemoller print
 
Ik ben geboren op 25 feburari 1957, in Haarlem Noord. Wederopbouw flats. Het was vlakbij het einde van de buslijn, aan de rand van het voetbalterrein van Haarlem. Je had er een groot vierkant plein waar je kon rolschaatsen. Al rolschaatsend kwam ik ten val.

Eerste herinneringen. Tja.
Dat zijn hoe dan ook allemaal niet-veelbetekenende momenten. Dat ik bij garagedeuren stond en dat daar stickers op geplakt waren van Bolletje beschuit, maar dat die door weer en wind en ook omdat er stukken vanaf gescheurd waren, behoorlijk waren beschadigd. Stel dat deze garagedeuren ooit verwijderd zijn en zich bijvoorbeeld op een opslagplaats bevinden, of omgebouwd zijn voor kippenhokken en dat er nog steeds, ergens in Nederland iets van die stickers te zien is.

Andere ?eerste herinneringen?: Ik sta op het betegelde voetpad tussen twee flats in. Rechts van me een hoge heg. Daar zit een gat in. Loop je door dat gat, dan kom je bij een verzamelbelt voor organisch afval, die hoorde bij de gezamenlijke tuin. Deze is ook weer omringd door een heg. Daarbinnen een berg bladeren en gras. Een zware lucht. Ik weet dat die belt daar is, maar zelf sta ik op het voetpad. Ik sta als aan de grond genageld. Dat is de herinnering.

En er was die keer dat ik in bed lag en een vliegtuig hoorde overkomen en me inbeeldde dat de vliegtuigen van de Engelsen overvlogen, met hun zware, alles doordringende, hun onverstoorbare gebrom. En dat dit een angstig maar daarom ook ?veilig? gevoel was. Dat het nu nog angstig was, maar dat alles goed zou komen. Ja, de oorlog was nog helemaal niet ver weg aan het einde van de jaren vijftig. Ik weet nog dat er bussen reden met karretjes erachter. Dat had met brandstofgebrek te maken en dus nog heel direct met de oorlog.

Ik liep altijd weg van de kleuterschool, om 11 uur al. Dat was ook weer door een gat in een heg en dan door een steeg en weg was je. De lagere school was door de Canadezen gebouwd. Van hout. Er is een tijd dat je nog braaf met je vriendjes speelt. Zo hadden we naar aanleiding van The Monkees een band opgericht met een drumstel van papier. Rob, Hans, en ik. We playbackten en ik deed gitaar.

Als een moeizaam startende raket stijgt vanuit de vroege jaren het leven op en dan, dat is bekend, gaat het al sneller en sneller. Rondom wordt het lichter en kouder. Je ziet steeds beter, maar van steeds verder af.
Toen waren we allang verhuisd naar een stenen hoekhuis in Haarlem Zuid-West, aan de rand van het goederenstation dat ik vaak getekend heb. In de nacht reed er altijd een hele lange trein met basaltblokken voor de pier bij IJmuiden, waar een lang stuk werd bij gebouwd. Ik ging vaak wandelen met mijn Schotse collie die Titia heette. Bijvoorbeeld naar Zandvoort. De blijheid van een hond bij het zien van de zee, dat is nu echt iets om nooit te vergeten. Zeg je dan.
Er komen steeds meer herinneringen. Ik ga natuurlijk niet alles vertellen. Het is zo al erg genoeg.

Grote jongens. Leuke meisjes. Gladde wegen. Dat ik in de kerk zat en dacht: ?Waar is God nou?? Verlaten fabrieksgebouwen. Schrijver worden. Stiekem boeken van Wolkers lezen. De NVSH. De PSP. Dronken thuis komen. Een nacht in een bos. In de ban van de ring voorlezen. In een hoge flat staan. In een hoge flat willen wonen, ooit. ?Dan wil ik net zo goed dood.? Klieren. Een groep jongens met elkaar. Avondschool. Aan de lopende band. Dat je zo verliefd kunt zijn! Gedichten. Zelf een boekje maken met je gedichten. Een groot kasboek kopen om je verhalen in te schrijven. De prijs van de stad Eindhoven. Naar Eindhoven om de prijs op te halen.

Kijk, zo word je leven echt een verhaal. We hebben de vaart erin gezet en we gaan ergens heen. Naar Amsterdam! Nederlands studeren! Andere mensen leren kennen! Zoals mijn vriend Chris. En Saskia. En Wendela. En zo kan ik nog wel meer namen noemen die verder natuurlijk niemand iets aan gaan. We zitten nu al zo?n beetje twintig jaar geleden en dat is al behoorlijk in het nu. Aan de ene kant heb je ?Haarlem?. Aan de andere kant heb je ?Amsterdam?. Een verhaal dus. Een dramatische tegenstelling. Mijn hele familie woont al generaties in Haarlem. Ik ga mezelf maken in Amsterdam.
Genoeg zelfvertedering. Genoeg!

Mijn eerste boek verscheen in 1984 bij de Haarlemse uitgeverij In de Knipscheer. Een verhalenbundel; De dood, de stad, de rug tegen de muur. In mijn vroegere boeken wordt nog veel opgestaan, uit ramen gekeken, koffie gezet, eerste sigaretten opgestoken. En dan regent het buiten. Later wordt dit minder. Ook waren er vroeger diepzinnige motto?s. Bijvoorbeeld van Wittgenstein. Dat zal ik later nooit meer doen. Allemaal verbeteringen. Het ging ook nog heel erg over een ik-persoon. Dat is iets wat je bij jonge mensen op gaat vallen. Die komen maar moeilijk van zichzelf los, vind je dan.
Maar in die eerste bundel staan ook zinnen die ik nu net zo goed had kunnen schrijven, dat wil zeggen met net zoveel plezier: ?Hij stak een sigaret op en realiseerde zich scherper dan ooit dat het leven zinloos was.? Voor veel andere zinnen schaam je je juist. Er zijn ook verhalen waarvan ik me helemaal niets meer herinner. Daar heb je ooit, waarschijnlijk, je best op gedaan, je moet er verwachtingen bij gehad hebben, je had jezelf tevreden gesteld en dat alles is dus weg.
De eerste keer dat ik een grote alles omvattende roman wilde schrijven, liep uit op Wraak!. In 1989 bij Bert Bakker. De critici noemde dit een bijbel van het postmodernisme en dat was niet positief bedoeld. Volgens sommigen zijn bepaalde stukken heel erg goed geschreven. Het is een fantasieboek. Twee broers vertellen, maar het gaat nog lang niet over die broers. Het gaat wel heel erg over treinen. En bergmeren. En spiegels.
Daarna was het tijd voor de werkelijkheid. Over de muur (1991, Bert Bakker) is een non fictieboek, een oral history over de toen uiteenvallende DDR. Het is tot nu toe mijn meest uitgeleende boek bij de bibliotheken. Het is natuurlijk ook echt een boek waar je iets aan hebt.
Nadat ik een jaar in Austin, Texas had gewoond, schreef ik De spier (Bert Bakker, 1993) over een seriemoordenaar. Dit is stilistisch gesproken tot dan toe mijn beste boek. Het is ook mijn meest Amerikaanse boek tot dan toe. Ik vind nog steeds dat dit boek veel meer aandacht had moeten krijgen. Ik denk dat veel mensen het al te modieus vonden omdat het over een serial killer gaat. Maar dat is secundair. Het gaat over het idee dat je ineens op gang kunt komen en dat er dan geen houden meer aan is. Dat is een idee dat je in Texas makkelijk kunt krijgen. Als ik het opsla en ik lees er een stukje in, dan vind ik het gelijk goed.
Ik weet nu niet zo goed wat ik moet denken over De therapie (Querido, 1997). Het is het boek waar de critici het hardst over vielen. Behalve in België.
Als ik dit schrijf heb ik mijn nieuwste roman, Broers, nog niet in handen gehad. Als je maar lang genoeg aan een boek werkt, dan verdwijnt het vanzelf uit je ogen.


Naast schrijver ben ik ook freelance journalist. De Groene Amsterdammer, Nieuwe Revu, HP/De Tijd, Vara TV Magazine.

Amsterdam, 13 januari 2002

Joost Niemöller

Op het weblog post Joost Niemoller wekelijks berichten