De langste tijd waren we hier, onze voorouders dan, helemaal niet joods of christelijk, en monotheïsme en de daarbij behorende hiërarchische structuur waren onze voorouders vreemd. Koningen, als ze er al waren, waren een soort meewerkend voorman, en als je niet slimmer, taaier, geharder was dan de rest, dan bleef je niet lang koning/aanvoerder. Aan zoiets als lijfwachten deed men niet, want als je afhankelijk was van de kracht van een ander en die ander beter kon vechten dan jij en slimmer en taaier was dan jij, werd hij aanvoerder. Simpel en eenvoudig, en menig leider vond de dood dan ook op het slachtveld, want niet meedoen, dat was geen optie. Het laat zich raden dat dat sneuvelrisico voor de leider betekende dat oorlogen minder lichtvaardig dan nu verklaard werden, maar zeker weet je dat natuurlijk niet. Het alternatief, sterven van ouderdom en daarbij behorende ziektes, was zonder morfine natuurlijk weinig aantrekkelijk, en dan kan je maar beter in een wolk van stof verdwijnen dan langzaam het moeras in zakken.
Al met al lijkt het een beter systeem dan dat wat we nu hebben, waar de grootste oorlogshitsers letterlijk en figuurlijk buiten schot blijven.
De vóórchristelijke samenleving schijnt een heel andere, veel egalitairdere samenleving geweest te zijn dan ons is wijsgemaakt (als ons al iets over die tijd is wijsgemaakt), waar vrouwen en mannen naast elkaar bestonden, samen stemden over belangrijke beslissingen en gelijke rechten hadden. Dit klinkt idyllisch, en misschien was het dat ook wel.
Uiteraard diende ook in die wereld de wereld eerst geschapen te worden en aan Noorsche Mythen uit de Edda’s en de Sagen door H. A. Guerber ontleen ik het scheppingsverhaal uit de Edda.
“Wanneer men hen vraagde naar de schepping der wereld, antwoordden de Noorsche skalden of dichters, wier zangen in de Edda’s en Saga’s zijn bewaard, dat in het begin, toen er nog geen aarde was, noch zee, noch lucht, toen duisternis op alles rustte, er een machtig wezen bestond, genaamd Alvader, dien zij vaag beseften als ongeschapen en onzienlijk, en dat, wat hij wilde, gebeuren moest.
In het midden der ruimte was, bij den aanvang van den tijd, een groote afgrond Ginnunga-gap, de kloof der kloven, de gapende golf, welker diepten geen oog kon peilen, daar zij in voortdurende schemering was gehuld. Benoorden deze plek was een ruimte of wereld, bekend als Niflheim, de woonplaats van mist en donker, en in het hart daarvan vloeide de onuitputtelijke bron Hvergelmir, de ziedende ketel, welks wateren twaalf groote stroomen voedden: de Elivagar. Daar het water van deze stroomen snel wegliep van zijn bron en de koude winden van de gapende golf ontmoette, verhardde het weldra tot groote blokken ijs, die neerrolden in de onmetelijke diepten van den grooten afgrond met een voortdurend gedruisch als van donder.
Bezuiden deze donkere kloof, en vlak tegenover Niflheim, het mistgebied, was een andere wereld, met name Muspells-heim, de woonplaats van het oorspronkelijke vuur, waar alles warmte en licht was, en welks grenzen steeds bewaakt werden door Surtr, den vlammenreus. Deze reus zwaaide trotsch zijn blinkend zwaard en zond voortdurend groote stroomen vonken uit, die met een sissend geluid op de ijsblokken vielen in den bodem van den afgrond, en ze ten deele door hitte deden smelten.
Door Surtr, met zijn brandend zwaard
Werd zuid’lijk Muspels poort bewaard,
In stroom van meer dan aardschen gloed
Vloeid’ uit de kracht die leven doet.
Valhalla (J.C. Jones)
Toen de damp tot wolken rees, ontmoette hij de heerschende koude en werd veranderd in rijm of rijp, die, laag op laag, de groote centrale ruimte vulde. Zoo door de voortdurende werking van koude en hitte, en waarschijnlijk ook door den wil van den ongeschapene en ongeziene, ontstond tusschen de ijsblokken van den afgrond een reusachtig wezen Ymir of Orgelmir (ziedende klei), de verpersoonlijking van den bevroren oceaan, en daar dit wezen uit rijm geboren was, werd hij Hrim-thurs of IJsreus genoemd.
In vroegen tijd
Toen Ymir leefde,
Was zand, noch zee
Geen golf die koelt;
Geen aard’ omlaag,
Geen lucht omhoog;
Eén chaos ’t al
En nergens gras.
Saemunds Edda
Rondtastend in het donker op zoek naar wat voedsel, bemerkte Ymir een reusachtige koe, Audhumla (de voedster), die door dezelfde kracht als hij zelf was geschapen en uit dezelfde grondstoffen. Toen hij zich naar haar toe spoedde, merkte Ymir met vreugde op dat uit haar uier vier groote stroomen melk vloeiden, die in ruime mate voedsel verstrekken zouden.
Aan al zijn behoeften was dus voldaan; maar de koe, rondziende naar voedsel op haar beurt, begon met haar ruwe tong het zout af te likken van een ijsblok in de buurt. Hiermee ging zij voort totdat het haar van een god verscheen en dan het gansche hoofd opdook uit zijn ijzig omhulsel, totdat langzamerhand Buri (de voortbrenger) vrij ten voeten uit te voorschijn stapte.
Terwijl de koe dus bezig was geweest, was Ymir in slaap gevallen, en terwijl hij sliep werden een zoon en dochter geboren uit de uitwaseming onder zijn oksel, en zijn voeten brachten den zeshoofdigen reus Thrudgelmir voort, die, kort na zijn geboorte, op zijn beurt het leven schonk aan den reus Bergelmir van wien al de booze vorstreuzen afstammen.
Men zegt van Hrim-thurs,
Dat uit z’n oksel voort
Een knaap, een meisje kwam,
Dien wijzen Jötun
Heeft voet met voet verwekt
Zeshoofdigen zoon
Zo begon het dus, de wereld die inmiddels in de mist der tijden onder de deken van joods-christelijke mythologie verdwenen is, maar wel tot onze vergeten geschiedenis behoort. Maar de goden, die moesten nog komen, en daarover een volgende keer meer.
9 oktober 2014 om 00:54
Sorry, het ros Sleipnir heeft 8 benen.
9 oktober 2014 om 00:11
De neiging is groot om hier nu op voort te borduren, maar ik wacht graag op het vervolg.
9 oktober 2014 om 00:06
Applaus voor dit verhaal en ik zie uit naar het vervolg.
Hopelijk wordt daarin duidelijk, dat Sinterklaas oorspronkelijk geen christelijk figuur was, maar de verpersoonlijking van Wodan, die op zijn zesbenige paard Sleipnir boven de daken op de winden voorbijkwam met zijn gevolg, waardoor zijn feest die van het haardvuur werd en de versterking van de familiebanden door het geven van cadeaus, als het ware de oogst van het voorbije jaar en het voorbereiden op de lange winter.
8 oktober 2014 om 10:22
Prachtig. Wat geweldig maar ook bijzonder dat dit hier geplaatst wordt trouwens.
Als blanke mensen naar hun wortels gaan zoeken en daar wat mee doen gaan er overal alarmbellen af. Men heeft liever dat we onze wortels zoeken in de woestijn, het heilige land ver weg. Het oude Griekenland mag ook nog maar daarna wordt het verdacht, niet dichterbij komen. Zo althans is mijn ervaring.
Ben benieuwd naar het vervolg.
8 oktober 2014 om 08:25
Wat een goed artikel. Ik hoop dat dit een serie van artikelen gaat worden waarin duidelijk omschreven wordt hoe wij worden belazerd en door wie allemaal.
Zodra je de modus operandi herkent van “de macht” kun je ze keer op keer op heterdaad betrappen.