Er was eens een hele gemene koning die vastbesloten was om een revolutie uit te lokken. Raar maar waar, maar de koning had daarvoor een goede reden. Hem was immers gebleken dat het volk hem meer dan zat was, en dat het dus niet lang meer zou duren voor hij van de troon gestoten zou worden. Is de situatie eenmaal zó hopeloos, dan zit er weinig anders meer op dan het volk zodanig uit te lokken, dat hij de onvermijdelijke strijd op zijn voorwaarden zou kunnen voeren, en dus eigenlijk al half gewonnen had.
Om een en ander in gang te zetten, riep hij zijn ministers bij elkaar, legde hen uit wat de bedoeling was, en gaf de noodzakelijke opdrachten.
Zo moesten de ministers van Justitie en Agressie hun manschappen paraat houden en de weekend-verloven intrekken. Als speciale opdracht kreeg die van Justitie nog om de rechters op te dragen zulke tegen ieder rechtsgevoel ingaande vonnissen te vellen, dat het volk tot het kookpunt gebracht zou worden. “Maar dat doen ze al”, wierp de minister tegen. “Geen gemaar, dan doen ze er nog maar een schepje bovenop. En dat het niet gekker kan dat ga je je studievrinden maar wijsmaken, maar ik trap daar niet in.” De minister spoedde zich heen om de instructies uit te voeren, en hoorde op de weg naar buiten nog net : “En vergeet niet de grenzen wijd open te zetten, en je meest ergerniswekkende sociaal werkers een persfunctie te geven om de zaak aan het volk uit te leggen.”
De minister van volksgezondheid kreeg als taak het aantal toezichthoudende functionarissen zodanig op te voeren, dat er van zorg alleen al niets terecht kwam, omdat de mensen die handen aan het bed zouden hebben, te lang in de file stonden om hun werk nog te kunnen bereiken. De minister van Onderwijs was blij met zijn opdracht op het onderwijs zodanig aan te passen aan deze revolutionaire tijden, dat niemand die na 12 jaar van school kwam nog in staat zou zijn om gebrekkig te spellen en te denken, en dus voor zoiets als revolutie maken ongeschikt zou zijn. De minister van Sociale Zaken diende ervoor te zorgen dat mensen van elders de gelegenheid kregen om, door listige belastingconstructies, voor minder per uur te werken dan de oorspronkelijke bewoners, die meteen ook maar een greep in hun vakantiepot deden. De minister van Buitenlandse Zaken diende te zorgen voor een oorlogje buiten de deur, en daarbij hoefde niet op een vliegtuigje meer of minder te worden gekeken.
De belangrijkste rol was echter weggelegd voor de minister van Financiën, die moest alle geld dat er nog links en rechts te pakken was, direct overmaken naar het buitenland om voor de noodzakelijke appels voor de dorst te zorgen, Zwitserland dus maar en graag via de gebruikelijke Brusselse route. “En vergeet vooral de pensioenpotten niet!”
“En ik dan?” vroeg de premier, “moet ik niets doen?” “Jij bent voor de PR, en hoe meer je lacht bij je presentatie van de plannen, hoe beter het is, kortom, doe jij maar gewoon, want dan doe je al gek genoeg.”
Nu de zaken aldus prettig geregeld waren, zette de koning zich met een flesje champagne achter zijn raam, wachtend op de revolutie en veldslagen die weldra zouden volgen.
Maar wie er ook kwamen, het volk kwam maar niet. De revolutie bleef uit, maar gek genoeg, geklaag en ontevredenheid werden door de koning en zijn ministers niet meer gehoord.
Want wat de koning en zijn ministers even vergeten waren, was dat het volk niet een amorfe massa domoren was, maar bestond uit mensen van allerlei slag, van loodgieters tot glaszetters, van ingenieurs weg- en waterbouw tot politieagenten soldaten, nou ja uit van alles dus. En die mensen, die keken natuurlijk wel uit om in de opzichtige val van de koning te trappen, en zich als lemmingen op de gewapende macht te storten. Ze waren wel samen vlijtig aan het participeren geslagen (iets wat ze toch al gewoon deden) en zo geviel het dat er in minder dan geen tijd een prachtige kaasstolp was geplaatst over de hele hofstad.
En het volk? Dat verkocht kaartjes wereldwijd voor deze bijzondere attractie, en leefde bijgevolg nog lang en gelukkig.

http://tinyurl.com/msemzeg
Dit sprookje brengt mij wellicht wat off topic bij de verklaring van de rechtbank Limburg over de 33-jarige Pool die drie mensen doodreed. Hij kreeg een taakstraf van 120 uur. Nu ben ik geen jurist maar ik heb vragen bij de uitleg van dit vonnis. Caroline heeft hier vast wel een professioneel antwoord op.
De beschuldiging van het OM:
[Welke feiten heeft de rechtbank niet bewezen geacht en waarom?
Bij een schuldmisdrijf is het volgende van belang: er moet meer zijn dan alleen de overtreding en voor schuld in strafrechtelijke zin is bovendien vereist dat er minimaal sprake is een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid. In deze zaak is de strafrechtelijke schuld omschreven als het te hard rijden.]
Waarom is - subsidiair - een verwijtbare doch ongemotiveerde onvoorzichtigheid niet gemaakt?
[In deze zaak is de strafrechtelijke schuld omschreven als het te hard rijden. De rechtbank is nagegaan of vastgesteld kan worden of de verdachte dusdanig hard heeft gereden dat deze snelheid een invulling kan zijn van het schuldbegrip.]
[De rechtbank acht bewezen dat de Pool zich zodanig heeft gedragen dat hij zijn voertuig niet voortdurend onder controle heeft gehouden, maar is gaan slingeren, daarbij over de middenstreep is gekomen, heeft tegengestuurd en daarbij door berm en beukenhaag op het fietspad is terechtgekomen. Op het fietspad kwam hij in botsing met de drie personen op de fiets, de latere slachtoffers.]
[De rechtbank vindt dat er onvoldoende bewijs is dat verdachte is gaan slingeren door (veel) te hard te rijden. Van strafrechtelijke schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 is naar het oordeel van de rechtbank daarom geen sprake. Wel bewezen acht de rechtbank overtreding van artikel 5 Wegenverkeerswet 1994, te weten dat verdachte gevaar voor het verkeer heeft veroorzaakt.]
[Nu het te hard rijden volgens de tenlastelegging het enige bestanddeel was dat de aanmerkelijk schuld moest aangeven, is de rechtbank van oordeel dat het misdrijf dood door schuld in het verkeer niet bewezen is. Het gegeven dat er in deze zaak drie doden te betreuren zijn, kan niet gebruikt worden bij de invulling van de schuld. Pas als de aanmerkelijke schuld is bewezen, komt de rechter toe aan de beoordeling van het gevolg van deze schuld. Bovendien zijn een aantal andere mogelijke belastende oorzaken van het ongeval uitdrukkelijk uitgesloten: verdachte had geen verdovende middelen of alcohol gebruikt en hij was ten tijde van het ongeval niet met zijn telefoon bezig.]
‘Pas als de aanmerkelijke schuld is bewezen, komt de rechter toe aan de beoordeling van het gevolg van deze schuld’.
Hier zou toch inherent sprake van schuld moeten zijn en het is toch aan verdachte om zijn onschuld te bewijzen?
Als in de delictsomschrijving staat dat er ‘schuld’ of ‘roekeloosheid’ (artikel 6 WVW) moet zijn geweest, dan moet die schuld/roekeloosheid worden bewezen. In deze zaak zou die schuld bestaan hebben uit ‘te hard rijden’ en dat heeft de rechter niet bewezen verklaard. Volgens het OM, zo las ik, heeft ze dat ten onrechte niet gedaan, en het OM gaat in hoger beroep.
Wat blijft staan in dit geval is artikel 5 (gevaar/hinder veroorzaken) (2 maanden hechtenis, 2250 boete en ontzegging rijbevoegdheid) en (geloof ik) artikel 7 WVW (doorrijden na ongeval): 3 maanden en een boete.
Mij lijkt dat het OM meer redenen had moeten noemen in de dagvaarding voor de ‘schuld’, of in ieder geval de snelheidsovertreding beter had moeten onderbouwen.
Het staat de rechter oveigens vrij te beoordelen (ook al zouden er foto’s, films en 1000 ooggetuigenverklaringen zijn) om te beoordelen of hij daar al dan niet van overtuigd is geraakt dat de feiten zo zijn gegaan als uit de bewijsmiddelen blijkt.
En erg off topic was de vraag niet, de uitspraak inspireerde me tot dit sprookje.
Uit de verklaring van de rechtbank blijkt duidelijk dat het hier gaat on dood door schuld. Hiervoor had de rechter al de maximum straf van 2 jaar moeten geven gezien de ernst van de gevolgen.
Het wordt nog erger als de rechtbank concludeert;
De rechtbank acht bewezen dat de Pool zich zodanig heeft gedragen dat hij zijn voertuig niet voortdurend onder controle heeft gehouden, maar is gaan slingeren, daarbij over de middenstreep is gekomen, heeft tegengestuurd en daarbij door berm en beukenhaag op het fietspad is terechtgekomen. Op het fietspad kwam hij in botsing met de drie personen op de fiets, de latere slachtoffers
De rechtbank acht roekeloos rijden dus bewezen. Hierop staat een maximum gevangenis straf van 4 jaar.
Aangezien een defect aan de auto niet is aangetoond (voor zover ik het begrepen heb) had de rechter deze straf ook moeten uitspreken. Plus de maximale geldboete.
Een goede advocaat had dit de rechter duidelijk moeten maken.
@Knip
En zo is het maar net. PUNT !
Er is altijd geleerd dat je ten allen tijde de controle over je voertuig dient te behouden (vermits geen technisch defect).
4 jaar staatshotel lijkt me meer dan terecht !
@Caroline;
In je laatste zin kan ik me toch echt niet vinden hoor.
Dat alles een opzetje is weet je al jaren van me.
Alleen maken ze het volk idd steeds dommer waardoor zij automatisch de slimsten worden, met alle ongewenste gevolgen van dien.
@A3.aan, dat het volk te dom is om voor de duvel te dansen en slechts als belastingvee geschikt, dat zeggen al zo velen die menen tot de belastingvee-houdende kaste te behoren. Ik maak tegengestelde propaganda, gewoon voor het evenwicht (en omdat het waar is: een premier heb ik nooit zelfs maar een zandkasteel zien bouwen, ingenieurs leggen delta-werken aan).