Door Marcel van Ellen
De Nederlandse Grondwet waarborgt de rechten van alle ingezetenen in Nederland en is daarmee ons hoogste goed. Dat wordt ons vanaf de lagere school ingeprent en dankzij deze Grondwet is het in Nederland zo goed toeven, boven landen waar mensen niet de vrijheid kennen om te zeggen, te schrijven en te doen wat ze willen. Twee eeuwen Koninkrijk der Nederlanden heeft ons deze verworvenheid zo eigen gemaakt dat deze visie op de Grondwet nagenoeg alom gedeeld wordt.
Het is dan ook moeilijk voor te stellen dat de Grondwet aanvankelijk helemaal niet als een verademing werd ontvangen en omarmd. Het was in 1814 een nieuwigheid - weliswaar een logisch en mogelijk onontkoombaar gevolg van de landelijke en internationale historische ontwikkelingen - die in den lande met desinteresse werd bezien. Nederland had dan ook roerige jaren achter de rug. De gehele vaststaande, veilige en bewezen structuur van de Republiek (die ons welvaart had gebracht en in haar kielzog kunst en wetenschap), was sinds 1795 omvergeworpen met de Franse overheersing (en daarmee ook de geldende wetten), de Bataafse Republiek met de beloofde vrijheden voor het volk was mislukt, het Koninkrijk Holland onder Lodewijk Napoleon was geen lang leven beschoren en de uiteindelijke inlijving bij Frankrijk had het vertrouwen in de nieuwe orde ook geen goed gedaan.
Met de landing van prins Willem op het Scheveningse strand in november 1813 werd een nieuw tijdperk betreden waarin voor hem een rol als stadhouder niet meer paste in de gewijzigde structuur van ‘s lands regering. Sommigen wilde de prins uitroepen tot koning, anderen vonden het land daarvoor de klein; soeverein der Verenigde Provinciën paste daar beter bij. Willem zelf wilde voorkomen dat het een parlementair koningschap werd zoals in Engeland. Uiteindelijk kreeg hij de titel soeverein vorst, welke werd verankerd in de nieuwe grondwet.
Deze stap kwam tot stand door de Leidse hoogleraar J.M. Kemper (samen met de advocaat C.A. Fannius Scholten), omdat niemand van de oude en nieuwe regenten de doortastendheid had hieromtrent een besluit te nemen. Het alternatief, een volksuitspraak, had de machthebbers ook niet aangelokt, gedachtig aan de Bataafse volksraadplegingen. (Baron W.F. Röell (oud-minister onder Lodewijk Napoleon en later raadsman van Willem I) betreurde dit overigens, want de uitslag zou hetzelfde geweest zijn, alleen zou er dan geen twijfel zijn overgebleven.)
Er zou dus een grondwet komen, waarin de rechten en plichten van vorst en volk stevig verankerd lagen.
Het was Gijsbert Karel Van Hogendorp die het ontwerp maakte voor de Grondwet en het schijnt dat Willem zich liet ontvallen dat de grondwet slechts beschouwd hoefde te worden als een stuk speelgoed in handen van het volk, om dit de waan van vrijheid te geven, terwijl men het in wezen kneedt naar de omstandigheden.
Cruciaal is het feit dat de positie van de provincies - de voormalige soevereine gewesten - sneefde. Het land werd geen bondsstaat maar een eenheidsstaat. Niet langer fungeerden de grondvergaderingen van de burgers als kiescolleges voor de Staten-Generaal, maar de Provinciale Staten, waarbij de Staten-Generaal het gehele volk zouden vertegenwoordigen zonder last of ruggespraak.
Saillant detail is dat in maart 1814 de zeshonderd notabelen die over de grondwet zouden beslissen, het concept kregen toegestuurd, maar dat het volk slechts in kennis werd gesteld middels een publicatie die alleen dàt opsomde, waarvan al bij voorbaat vaststond dat het in de smaak zou vallen van het Nederlandse publiek. Betoogd werd dat de grondwet ‘de godsdienst als de bron van alle goeds eerbiedigt en handhaaft’ en dat de constitutie paal en perk zou stellen aan ‘de grilligheid eener ergdenkende en arglistige politie’ en de koophandel de vrije loop zou laten.
Hiermee bleken de zwakke plekken van ons volk, dat zich in geen enkel opzicht druk maakte over de grondwet en de zaak rustig overliet aan de zeshonderd notabelen (die zich er ook niet bijster veel aan gelegen lieten liggen: bij de stemming bleven er 126 thuis).
De desinteresse kwam enerzijds door het feit dat het begrip ‘constitutionele monarchie’ nog in de kinderschoenen stond en anderzijds dat het Nederlandse volk er ook nog niet helemaal rijp voor was. Dat men met zo’n grondwet genoegen nam, was te wijten aan de Franse onderdrukking en de krachteloosheid van de natie.
In 1815, met de komst van de Zuidelijke Nederlanden, werd de grondwet voor het eerst herzien.
Wat was nu het bezwaar tegen een dergelijke wet, die een gevolg was van de Verklaring van de Rechten van de Mens - een ‘pronkstuk’ van de Bataafse Republiek - die op zijn beurt weer een uitvloeisel was van de verlichte ideeën van de 18e eeuw waarin de absolute macht van de vorst ter discussie werd gesteld? Behoudens het kunstmatige ervan dat de kiem legde van verwijdering tussen overheid en volk, was het een product dat niet voortsproot uit de Nederlandse volksaard.
Heel scherp wordt dit verwoord in het geschrift ‘Bezwaren tegen de geest der eeuw’ dat Isaäc da Costa in 1823 liet verschijnen. Da Costa was overigens geen voorstander van Nederland als koninkrijk, maar hij greep liever terug op de situatie van voor 1795 toen de staatsvorm een republiek was met een Oranje als stadhouder aan het hoofd. Evenwel eerbiedigde hij de soevereiniteit van de vorst en beoogde hij de grondwet als een van de Souverein uitgegaan reglement van regering, zonder deze te beschouwen als een verdrag dat beide partijen verbindt en wederzijds aan elkaar verantwoordelijk maakt.
De ‘constitutie’ werd door Da Costa afgewezen als zijnde een onnatuurlijke instelling. Immers, hoe kan een kunstmatig verdrag garanderen wat in een samenleving - waarin men doordrongen is van de verplichtingen van de maatschappij - als logisch en rechtvaardig wordt ervaren? Zou een papier, een kunstmatig en gearrangeerd verdrag, moeten bepalen wat ethisch en moreel vanzelfsprekend is? Een verdrag, dat bovenden is gestoeld op ‘de gevoelens van een wufte menigte’?
Men begreep in vroeger dagen dat een mens niet door een verdrag of door een vrije keuze, maar door zijn geboorte geplaatst is in een volk of samenleving en men begreep tevens aan verplichtingen jegens de maatschappij evenzeer te zijn gebonden, als of men zich aan dezelve door een uitdrukkelijk verdrag had onderworpen.
Echter in ‘onze tijd’ (Da Costa doelt op de eerste helft 19e eeuw) is het een aangenomen waarheid dat de maatschappij haar oorsprong heeft in een verdrag. Terwijl een verdrag niet kan voorafgaan aan de maatschappij die haar ontwerpt.
Hij verwierp de vergelijking met de Engelse constitutie, die het land bloei, welvaart en vrijheid gaf en die daarom een reden zou zijn om ook in Holland een constitutie op te stellen, want diezelfde Engelse constitutie was niet a priori opgesteld en aangenomen, maar was langzamerhand gevormd en kreeg pas na jaren haar ‘rijpheid’. En voor het gemak werd door de Nederlandse regenten ook vergeten dat diezelfde constitutie door haar eigen staatsmannen dikwijls werd beschouwd als een ellendige hindernis voor het ontwerpen en uitvoeren van noodzakelijke staatsmaatregelen, maar ook dat in tijden van nood en gevaar de werking ervan werd opgeschort.
Het was toen gelijk als nu wanneer de overheid het ‘volk’ wil overtuigen van het nut van bepaalde maatregelen waarmee de bevolking in de kern helemaal niet mee is gediend. Elk weldenkend en eerlijk mens dat meebouwt aan de samenleving waarin hij woont, weet wat goed en rechtvaardig is, zonder dat dit wordt vastgelegd in krampachtige formuleringen die uiteindelijk zo verlammend werken en met zichzelf in tegenspraak raken, dat van een hechte samenleving geen sprake meer kan zijn. De eenheidsstaat die Willem I beoogde, valt steeds meer uiteen omdat het nationaal belang door de overheid wordt vergeten. Precies zoals Europa het hebben wil eigenlijk.

Zeer interessante samenvatting. Wat is de kern? Die Da Costa.
[Elk weldenkend en eerlijk mens dat meebouwt aan de samenleving waarin hij woont, weet wat goed en rechtvaardig is,]:
Wat betekent: Ieder mens in een groep absorbeert de basale moraliteit die verder ongeschreven mag blijven. Maar…dat werkt niet meer met meerdere groepen, dus een multiculturele grondwet als artikel 1 splijt iedere basale moraliteit per definitie tot totale amoraliteit tussen alle groepen.
En de samenstellers kenden de inzichten van Da Costa. Opzettelijke volksverlakkerij dus.
[De eenheidsstaat die Willem I beoogde, valt steeds meer uiteen omdat het nationaal belang door de overheid wordt vergeten. Precies zoals Europa het hebben wil eigenlijk.]
Perfect, maar later in 1983 kan er van moedwil gesproken worden omdat men sabotage van artikel 1 door islam reeds bij voorbaat onderkende. Graag uw mening hierover, zie voorgaande discussie.
[De ‘constitutie’ werd door Da Costa afgewezen als zijnde een onnatuurlijke instelling. Immers, hoe kan een kunstmatig verdrag garanderen wat in een samenleving – waarin men doordrongen is van de verplichtingen van de maatschappij – als logisch en rechtvaardig wordt ervaren? Zou een papier, een kunstmatig en gearrangeerd verdrag, moeten bepalen wat ethisch en moreel vanzelfsprekend is? Een verdrag, dat bovenden is gestoeld op ‘de gevoelens van een wufte menigte’?]
Hij zegt hier letterlijk dat het recht de basale moraliteit volgt en niet andersom.
[Echter in ‘onze tijd’ (Da Costa doelt op de eerste helft 19e eeuw) is het een aangenomen waarheid dat de maatschappij haar oorsprong heeft in een verdrag. Terwijl een verdrag niet kan voorafgaan aan de maatschappij die haar ontwerpt.]
Leuk en informatief stuk, dank.
Kort en goed: Nederland verloor in Waterloo en kreeg van buiten de structuur van een koninkrijk opgelegd. Afgesneden van ons eigen organische gegroeide verleden modderen we sinds 1813 voort…….
Mooi en leerzaam stuk dit, dank daarvoor.
De 1815 grondwet is ook nog eens doorgedrukt/opgelegd middels openlijke fraude, en was eigenlijk een soort administratieve staatsgreep. Willem I (die zichzelf heeft gekroond) paste voor de goedkeuring een rekentruc toe, later de Hollandsche rekenkunde of “Arithmétique hollandaise” genoemd, het naar je toe rekenen: Als de helft van een vergadering komt opdagen, en slechts een minderheid van de aanwezigen stemt in met een voorstel, dan tellen de afwezigen mee als voorstemmers (wie zwijgt stemt toe) en is het voorstel toch nog aangenomen. Ook degenen die bezwaar op onderdelen hebben, de onthouders, tellen mee als voorstemmers, want zij verwerpen het voorstel niet “an sich”. Zo is later ook min of meer ook Lissabon doorgedrukt. Belangrijk is te zorgen dat de weifelaars (moreel) gecorrumpeerd worden, met baantjes, pensioenen en onderscheidingen/titels. Ook andersom: stilletjes dreigen met uitstoting uit het lucratieve ons-soort-mense circuit.
De koning wordt in Nederland niet gekroond maar ingehuldigd, dat dat zo is, voert op Willem 1 en diens usurpatie terug.
Delecluze, zo werkt het in NL dus nog steeds.
als 51% van de mensen gaat stemmen er er wordt een coalitie gesmeed van 51% van die uitgebrachte stemmen, dan vertegenwoordigt de ontstane regering nog maar 25 à 26% van de bevolking (Nog minder als we de jeugd onder de 18 meetellen, die helemaal niet vertegenwoordigd wordt). Toch claimt men het mandaat van het volk.
We zien heden ten dage het verval van dit systeem, nu het niet meer uitmaakt of je wel of niet stemt of waarop, want als de stemmen binnen zijn, wordt de koek binnen de heersende politieke kaste verdeeld en opgegeten. De burger pist naast de pot, want zelfs degenen die wel vertegenwoordigd worden, zien zich door de coalitievorming alsnog in de kou staan.
De huidige - herziene- Grondwet verdient die titel niet! Allereerst omdat zij een bepaling bevat waarin wordt gesteld: “Behoudens de wet! ” dat maakt duidelijk dat de wet voor de landverraders - de Nederlandse regeringen/ politiek/ rechtsspraak het hoogste gezag heeft. Dat diskwalificeert de zogenoemde ‘grondwet’ als grondwet! Wetten horen namelijk aan de Grondwet te worden getoetst als hoogste absolute maatstaf. Dat men dit flut document tóch grondwet noemt, maakt duidelijk hoe corrupt de bedoelingen van de huidige Nederlandse elite is.
Verder is de waanzin van de Grondwet duidelijk doordat het eerste artikel ‘discriminatie verbiedt op elke grond’ Hiermee wordt de leugen gelijke waarde en bescherming gegeven voor de wet als de waarheid; duisternis als licht, onrecht als recht, valse religie en ideologie als ware godsdienst! Zodat de islam, die deze erkenning en wettelijke bescherming niet verdient, deze toch wordt verleend. Dit maakt de kwalijke bedoelingen duidelijk van de machten achter deze herziene ‘grondwet.’ Hun tijd is zeer zeer kort! Dan worden zij, samen met dit flut document op de eeuwige brandstapel gegooid door Gods engelen! Matth. 13: 24-50; Openbaring 21:8 Ik zie uit naar die dag! Maranatha! Kom Heer Jezus, KOM!